In Helnæs Bugt blijf ik drie nachten voor anker liggen. Deze onder Denen kennelijk populaire ankerbaai is groot, maar biedt bij elke windrichting veel beschutting. Ondanks dat het een lang weekend is – het is Hemelvaart – ben ik voor zover ik heb kunnen zien in de hele baai het enige jacht. Dat vind ik niet erg. Ik ben op zoek naar rust en wil de allerbeste ankerplaats. En die is dus voor mij beschikbaar.
Twee nachten lig ik heerlijk uit de wind achter een heuvel van het eiland Agernæs. Met de rubberboot ga ik even aan wal maar er is niet veel te zien daar. Zoutwaterpoelen waar je tegen betaling mag vissen. Maar ook daar maakt niemand dit weekend gebruik van. En ik ook niet. Ik ben niet zo’n visser.
De derde nacht draait de wind wat en mede omdat ik nog wel meer van deze ankerbaai wil zien, verkas ik naar het eilandje Vigø. Ligt Agernæs helemaal in het noordwesten, Vigø ligt in het zuidoosten van de baai. En het is bij Vigø waar ik mijn eigen versie van het TV-programma ‘Kamp Van Koningsbrugge’ organiseer…
Het lijkt me een goed idee om met de rubberboot rond dat eilandje te varen en meteen even op bezoek te gaan in Faldsled, een dorpje dat achter het eiland ligt. Dat gaat allemaal prima, totdat ik van Faldsled weer terugvaar naar Kendu. Op het moment dat ik echt het meest ver van Kendu af ben, stopt mijn buitenboordmotor ermee en ik krijg hem niet meer aan de praat. Het roeispanenprobleem heb ik naar aanleiding van mijn vorige ervaring min of meer opgelost (zie blog ‘Beginnersfout’) maar dat is iets anders dan dat er met die rubberboot te roeien valt. En zeker niet tegen de wind in over zo’n grote afstand. Ik red het tot een klein boeitje en daar knoop ik me voorlopig even aan vast. Er komen diverse visbootjes voorbij terwijl ik daar lig en ik zwaai vrolijk naar de mensen aan boord. Ik weet zeker dat als ik om hulp had gevraagd, ik een sleepje naar Kendu had gekregen. Maar hulp vragen is niet mijn sterkste punt. Of ik nou de sushirijst in de supermarkt thuis niet vind, of ik lig met een stilgevallen motor, ik móet en zal het zelf oplossen. Mooi inzicht trouwens voor als ik straks weer aan mijn werkzame leven begin…
Ik pruts wat aan de motor maar het ding krijg ik niet aan de praat. Overal loopt benzine uit en hij is duidelijk zwaar verzopen. Dan vormt zich een plan: Vigø ligt een aardig stukje van me vandaan, maar ik weet dat het erg ondiep is rond het eiland. Ik besluit zo goed en kwaad als het kan richting het eiland te peddelen tot het moment dat het ondiep genoeg is om te staan. Dan loop ik de rest naar het eiland met de rubberboot achter me aan. Vervolgens kan ik dan om het eiland heen lopen tot zo dicht mogelijk bij Kendu en dan het laatste stukje weer peddelen.
En zo voer ik het uit. Het peddelen is loeizwaar maar aan het tonnetje dat ik achter me heb gelaten zie ik dat ik voortgang boek. Ik gebruik allerlei spieren die weinig aandacht hebben gehad de laatste jaren. En als het water dan zó ondiep is dat ik te water kan terwijl ik tot ongeveer mijn middel in het water zal staan, stap ik overboord om de rest te lopen. Maar in plaats van dat het steeds ondieper wordt, wordt het water weer dieper en op een gegeven moment sta ik tot mijn nek onder water. En ik voel hoe de kou van het water effect krijgt op mijn spieren. ‘Er komt altijd een einde aan het lijden!’, citeer ik in mijzelf een van de vaak terugkomende uitspraken uit mijn favoriete TV-programma. En ook: ‘Weet je wat het is Twan; je wil wel op de Kendu zíjn, maar je wil er niet naartóe.’ Ik grinnik om mezelf, maar toch motiveren deze oneliners me om door te gaan.
Na een worsteling die alles bij elkaar zo’n drie uur duurt, ben ik weer aan boord van Kendu. Daar heb ik – na twee glazen water – aan een bougiesleutel, een inbussleutel en een schroevendraaier genoeg om de carburateur te demonteren, schoon te maken en de cilinder en bougie weer droog te krijgen. Die gaan voortaan dus mee op rubberboot-expeditie. Binnen het halfuur loopt de Yamaha weer als een zonnetje!
Ik heb wel genoeg gezien van Vigø en Helnæs Bugt en zaterdag vang ik de reis aan naar Lyø. Lyø is een klein eiland dat volgens wat ik erover lees zeer authentiek is en een unieke attractie heeft: de Klokkestenen. Aan de hand van AIS-signalen vanuit de haven van Lyø, maak ik op dat de jachten die níet in Helnæs Bugt lagen, wél allemaal op Lyø zijn. Maakt niet uit, ik heb toch geen zin om in de haven te liggen. Vanwege de oostelijke wind kies ik een mooie ankerplek uit aan de westzijde van het eiland en kan daar prima met de rubberboot aan wal.
Ik blijk vlakbij de Klokkestenen voor anker te zijn gegaan, dus deze topattractie bezoek ik eerst. De Klokkestenen is een grafmonument uit 3.000 jaar voor Christus. Dus alleen daarom al indrukwekkend. Het doet me denken aan een hunebed. En de naam komt voort uit het feit dat als je met een losse steen op de bovenliggende steen slaat, er een bel-achtig geluid klinkt. Nu moet ik zeggen dat naar mijn idee dáár nog wel wat fantasie voor nodig is, maar het klinkt inderdaad anders dan gewoon steen-op-steen. Kan ook zijn dat ik het niet goed deed. Ik ben nogal amuzikaal.
Ik wandel verder over het eiland en het is inderdaad van grote schoonheid. Ik weet terwijl ik daar rondloop al dat ik moeite ga krijgen met het selecteren van de foto die ik in mijn blog ga plaatsen. Van de diverse authentieke straatbeelden? Het wonderschone kerkje of toch van de windtelefoon?
Die laatste kom ik pas tegen als ik na een rondgang door het dorp en een bezoek aan de haven (inderdaad ramvol) via de Søndenvey terugloop naar de westkust waar Kendu op me ligt te wachten.
De windtelefoon is oorspronkelijk het idee van een Japanner die in contact wilde blijven met zijn overleden neef. Na de tsunami van 2011 kwamen duizenden Japanners van zijn telefoon gebruik maken om met hun doden in contact te komen en verspreidde het fenomeen zich over de wereld. Ook in Nederland is er een ‘liefdevol netwerk van niet aangesloten telefoons’ te vinden. Kijk maar op www.telefoonvandewind.nl.
Behalve overledenen, kun je ook geliefden die je om een andere reden mist bellen met deze telefoon. In het schrift dat ernaast ligt, laat ik een paar regels uit ‘Bless the Telephone’ van Labi Siffre achter:
strange
how a phonecall can change your day
take you away
away from the feeling of being alone
bless the telephone
Ik ben niet eenzaam, voel me niet alleen, maar er zijn wel mensen die ik mis. Ik hoop dat ze mijn contact gevoeld hebben.
Na een nacht voor anker achter het eiland, vertrek ik de volgende dag met als bestemming Ærøskøbing. Dit is één van de drie grotere plaatsen op het eiland Ærø. Ik ga daar voor het eerst sinds bijna twee weken weer eens een haven in. Mijn watertanks raken leeg, ik wil graag de was doen en ook wat boodschappen.
Daarnaast heet Ærøskøbing ook een erg mooi en authentiek plaatsje te zijn, net als Lyø. De bewoners doen een hoop moeite om het in de stijl te houden van de 18e eeuw en er zijn zelfs delen die meer dan 750 jaar oud zijn. Het dorp heeft daar zelfs prijzen voor gewonnen en ik moet zeggen: het ziet er allemaal prachtig uit.
Naast al dat 18e eeuwse vind ik het ook een moderne samenleving: op veel plaatsen is gratis WiFi, de busverbindingen op het eiland zijn altijd en voor iedereen gratis en er zijn meer dan veertig openbare toiletten te vinden op het eiland. Goed onderhouden en schoon!
Ik lig twee nachten in Ærøskøbing en dan ga ik weer verder. Half juni wil ik in Ellös, Zweden zijn. Daar is de Hallberg-Rassy werf en doe ik mee aan de jaarlijkse zeilrally daar. En omdat ik wil voorkomen dat ik er op het laatste moment met dan natuurlijk ook tegenwind naartoe moet, wil ik zo langzamerhand weer richting het noorden scharrelen.
Het is geen mooi weer, maar de noordwesten wind maakt een zeiltocht naar Lundeborg mogelijk. Dat ligt ongeveer 25 mijl naar het noorden en ik zit dan in de Grote Belt, de zeestraat die me weer richting Zweden brengt. Voor de verandering waait het weer eens stevig maar daar heb ik alleen de eerste vijf mijl last van. Dat stuk gaat over open zee en hoog aan de wind. Ik zeil daarom met zowel gereefd groot- als voorzeil. Daarna wordt het vaarwater steeds beschutter en zeil ik via Svendborg naar mijn bestemming. Een mooie kruip door-sluip door route met weinig golfslag en gereduceerde wind.
Het laatste stuk wordt weer iets opener maar ik vaar onder de hogewal van het grote eiland Funen. De riffen kunnen uit het zeil en ik zeil de laatste mijlen heerlijk. Ik maak er weer wat filmbeelden van die op YouTube te vinden zijn.
Bij Lundeborg zeil ik het haventje nét voorbij en ga daar aan een mooring met de letters ‘DT’ erop liggen. Van mijn nieuwe zeilvrienden Liv en Paul van zeiljacht Désirée (www.godvind.dk) kreeg ik naar aanleiding van mijn vorige blog de tip dat die moorings wél voor iedereen beschikbaar zijn. En op www.dansketursejlere.dk/turboejer/ kun je een kaart vinden waarop je kunt zien waar deze moorings allemaal liggen. Handig! Ik pik de mooring op onder zeil, zonder de motor te starten. Gewoon, omdat het kan!
De volgende ochtend waait het niet of nauwelijks en door de lichte stroming lig ik tegen de mooring aan te rijden. Ik twijfel of ik zal blijven liggen, voor anker zal gaan of verder zal zeilen. Het wordt dat laatste. Ik probeer zo effectief mogelijk met de spaarzame wind om te gaan en kruis langzaam maar zeker richting de bruggen over de Grote Belt. Het is fantastisch weer en het steeds dichter bij de bruggen komen levert een mooi uitzicht op op dit civiel technisch hoogstandje.
Eenmaal onder de brug door, zeil ik door tot aan Kerteminde Bugt. Daar pik ik weer een DT-mooring op en lig ik mooi opgesteld voor de tocht van morgen, naar Sejerø. Om 8 uur ’s ochtends gooi ik los en zeil ik naar dat mooie eiland in de Samsø Belt. Ik heb nu achtereenvolgens de Sont, de Kleine Belt en de Grote Belt bevaren. En ben sinds vertrek al ruim 1.000 mijl onderweg. Lekker!
Deze week:
136 zeemijlen
3,1 motoruren
Man, man, man, wat blijven het toch allemaal leuke, mooie, spannende en boeiende verhalen en plaatjes. Ik krijg er allemaal gedachten bij omdat het inspirerend is, zonder dat ik direct de behoefte voel om jouw avontuur te kopiëren. Het is een beetje zoals bij een kettingverhaal……je hoort iets van iemand en vertelt het door aan een ander en doet er een eigen sausje bij. Sommigen zeggen dat het plagiaat is, voor mij is het een manier om iets te (laten) ontwikkelen. Mooi Twan, ik blijf het volgen
Wiebe, ik hóór het je gewoon zeggen: ‘Man, man, man….’ En ik weet ook hoe je er bij kijkt!
Leuk dat je van mijn blog geniet!
Twan, erg leuk en zelf reflecterend!!
Leuk om zo met jou “ mee te varen”
Succes kijk al weer uit naar je volgende blog.
Behouden vaartGroet
Dank Ad!
Zondagmorgen in bed jouw blog lezen wordt een vaste gewoonte! En ik kijk er inmiddels naar uit! Weer een prachtig verslag, Twan!
De “kampvankoningsbruggers” kunnen wat van jou leren! Deed Jeroen me al vaak aan jou denken, nu kan ik er niet meer omheen…
Goede week weer, indtil næste uge!
“Als je echt iets aan de weet bent gekomen, ga je er naar handelen” , zei Socrates.
Geen hulp vragen, maar zelf uitvogelen en in de situatie op afstand met humor naar jezelf kunnen kijken zijn mooie eigenschappen. Soms wel hulp vragen kan ook tot mooie ontmoetingen en inzichten leiden. 🙂 🙂
Het is genieten jouw blogs te lezen lieve neef
Blij met mijn trouwe lezeres!
Hi Twan, elke week lees ik met plezier je verhalen. Mooie live beelden, je survival met de rubber boot. Het wordt iedere week spannender. Dat belooft wat voor het vervolg. Behouden vaart, plezier en het ga je goed.
Geweldige bericht Bert! Dankjewel!
Besked godt modtaget!
❤️
❤️
Hey Twan,
What a nice week with some challenges 😀 we’re also always a little nervous with our outboard engine, so I guess we’ll bring some tools on longer trips from now on..
Do you know that a part of the Volvo Ocean Race fleet sails past you on their way to Aarhus during the next days? Could be nice to look at 🙂
Have a nice Sunday!
Hey!
No, I was not aware the Ocean Race was near!
Already on Anholt now, so I do not think I will see them anymore.
My outboard usually doesn’t let me down. But this time it did. Some dirt in the gasoline….
Enjoy your journey!